De bouw van de kloosterpoort Nieuwlicht met daarin de originele sluitsteen (foto rechts)
De sluitsteen
Plattegrond van klooster Nieuwlicht omstreeks 1550, naar een tekening uit 1834.
Klooster Nieuwlicht 1392-1572
In 1392 werd op deze plek aan de Koewijzend een klooster voor monniken gebouwd. Het klooster was gewijd aan de heilige Maagd Maria en kreeg de naam ‘Nieuwlicht’. Geleidelijk groeide het uit tot een groot gebouwencomplex met een kapel, kloostercellen voor de monniken, een kloosterhof en een brouwerij. De kapel had een spitse toren en fraaie gebrandschilderde ramen. Het klooster was voorzien van een ommuring en had een binnen- en buitengracht. Nieuwlicht bezat veel landerijen en was een van de grootste en rijkste kloosters in Nederland.
Op 14 juli 1566 hield Jan Arentsz. de eerste openbare protestantse preek in Holland op het veld naast dit klooster. Meer dan 1000 belangstellenden kwamen hierop af. Nieuwlicht bleef gespaard tijdens de Beeldenstorm van 1566. Enkele jaren later vluchtten de monniken weg omdat zij zich bedreigd voelden door de Geuzen. In 1572 werd een van de monniken in Monnickendam opgehangen. De rest wist te ontkomen. Nog hetzelfde jaar gaf Willem van Oranje aan Hoorn toestemming het klooster af te breken om te voorkomen dat het als uitvalsbasis door de Spanjaarden zou worden gebruikt.
Op het terrein is in 1932 voor het eerst een archeologische waarneming gedaan, waarbij onder andere een stuk van een zandstenen engel is gevonden. In 2003 is een deel van het terrein opgegraven. Een van de vondsten was de sluitsteen van een poort met daarop een wapenschild met een met pijlen doorboord hart. Dit is het symbool van St. Augustinus. De monniken van Nieuwlicht volgden zijn kloosterregel. De sluitsteen is in 2011 opnieuw geplaatst in de poort. Deze poort is als herinnering aan dit klooster gebouwd.
Beschrijving gebouwen
Ter aanschouwelijke voorstelling is een situatietekening gemaakt. De afstand
van de straatweg tot de trekvaart de Wijzend is 625 meter. Het klooster lag
424 meter van de straatweg verwijderd. Na opgravingen werd door J.C.
Genis, architect te Hoorn, een grote plattegrond getekend. Daar de
opgravingen zich diep en wijd uitstrekten, zodat de grondslagen van het
klooster bloot kwamen, heeft Genis naar die gegevens zijn plattegrond
vervaardigd. Onder de tekening staan de namen van de kerk- en armenmeester
B. Meyssen en van de architect J.C. Genis te Hoorn. Er bestaat ook nog een
andere plattegrond van dit klooster, getekend door A.H. Kramer, die
destijds rijksontvanger te Blokker was. Bij vergelijking is die tekening
minder nauwkeurig dan die van Genis. De door Genis vervaardigde plattegrond
vertoonde gelijkenis met de plattegrond van het moederklooster te Windesheim
en aan de hand van beschrijvingen over dit klooster kan men zich de gebouwen
van klooster Nieuwlicht voorstellen. Zoals men op de tekening kan zien ligt
de kerk in de richting van het westen naar het oosten; aan de westzijde
staat de toren, aan de oostzijde ligt het priesterkoor, zuidelijk van de
kerk, aan de westzijde, bevindt zich de galerij: de zuilengang of
kloostertrans, die de gemeenschap vormt tussen het klooster en de kerk en
waarbinnen de hof, die tevens tot begraafplaats dient.
Onmiddellijk aan deze trans grenzen de vleugels van het gebouw. De
oostelijke vleugel zal de sacristie en de kapittelkamer hebben bevat, de
zuidelijke een algemene kamer tot verwarming, warmhuis geheten en twee
eetzalen; een voor de reguliere kanunniken en een voor de conversbroeders.
Wellicht was hier onder de grond een grote gewelfde kelder tot bewaring van
spijzen, dranken en andere zaken. In de westelijke vleugel van het gebouw
zien we langs de galerij verscheidene cellen voor de monniken. Het
allerzuidelijkste deel van het klooster, door een open gang of tussenruimte
van het hoofdgebouw gescheiden, moet ruimte geboden hebben aan een eetzaal
van de lekenbroeders en de zieken, benevens een keuken, waar voor het gehele
klooster gekookt werd, om ook de komende en gaande man te onthalen.
Bij de ingang verhieven zich twee grote poorten; bij de ene daarvan stond de
woning van de portier. Ten laatste was het gehele klooster door een stenen
ringmuur en gracht omgeven.
Bezittingen
In de eerste tijd schijnt het klooster in geldelijke moeilijkheden verkeerd
te hebben, want Florens Radewijnsz. schrijft in 1393 aan Johan Goossensz.
Vos van Heusden, prior van het moederklooster Windesheim, dat zijne
goedkeuring wegdraagt om Gerard Delft van Naaldwijk naar Hoorn te zenden,
opdat het klooster daar van een bekwaam persoon voorzien wordt. Hij zegt dat
de broeders in Hoorn niets ontvangen, weinig bezitten en daarboven door het
ontvangen van vele gasten en door schulden bezwaard worden.
Doch langzamerhand is het klooster die stoffelijke nood te boven gekomen.
Velius zegt: ‘dit klooster werd naderhand seer uytmuntende in rijkdom en
voorspoed, soodat het by onder ouders tijden gehouden werd voor een van de
machtigste, die in dese Nederlanden waren.’
Om zijn heerlijk gebouw en zijn schone ligging werd dit klooster onder
de voornaamste van Nederland gerekend. Petrus Opmeer noemt Nieuwlicht ‘het sieraad van Noordholland’ en van Heusden en v. Rhijn noemen het
klooster ‘Het eenigste pronkje van Klein-Friesland, dat een fraaie kerk
had met een spitsen toren, die voor de kerk van Zwaag niet behoefde te
zwichten.’
Bliksem in de kerk
Omstreeks 1485 sloeg de bliksem in de kerk en deed een deel van het klooster
in vlammen opgaan. Tot overmaat van ramp werd in dat zelfde jaar het
klooster van ‘zeer vele zijner goederen beroofd’ ten gevolge van de
oorlogen, die West-Friesland teisterden.
De kloosterlingen waren nu zo verarmd dat zij de kerk en het klooster niet
meer konden opbouwen. In 1550 waren de financiën van dien aard dat men een
nieuw pand kon bouwen; de gemeente Hoorn gaf bij die gelegenheid een ‘zeer schoon gebrandschilderd raam’ cadeau.
Deugd en kloostertucht
De Windesheimerkloosters waren bekend om hun weldadigheid. In ieder klooster
deelde de portier ‘brood, vleesch, visch, boter, kaas en ander eten’ uit aan
de armlastige bevolking. Van Heussen en van Rhijn meldden dat de
milddadigheid even groot was als de rijkdom van het klooster. Opmeer zegt
dat door het Nieuwlicht ’s winters gewoonlijk 700 en wellicht zelfs wel 1000
armen werden gevoed. Ook de gastvrijheid was een niet mis te verstane deugd
van de Windesheimers. De kloostertucht schijnt in het klooster tot aan het
einde van zijn bestaan voorbeeldig te zijn geweest. In 1570 ontvangt het
klooster een goed getuigschrift: ‘Om zijne bijzondere uitstekende
godsvrucht.‘
Beeldenstorm
Den 14e Juli van het jaar 1566 werd in Westerblokker onder
grooten toeloop van volk den eerste openbare predikatie door Hervormden
gehouden; het was de eerste Hagepreek die in Holland plaats vond. Tot plaats
van bijeenkomst had men gekozen het ruime veld voor het Regulierenklooster
Nieuwlicht; de predikant was Jan Arentszoon van Alkmaar, bijgenaamd de
Mandemaker.
Ofschoon de burgemeesters van Hoorn met den schout Mr. Joost van Huygesloot
en den onderschout Hendrik Corver juist op bezoek in het klooster waren,
deden zij toch geen poging om die bijeenkomst te storen, maar lieten het
rustig gaan. Deze Hagepreek was het sein voor den beeldenstorm en den afval
van het ware geloof in West-Friesland. Nog in hetzelfde jaar of in het begin
van het volgende werd er door het krijgsvolk van Brederode gebeeldstormd in
de kloosters Nieuwlicht en Bethlehem.
De Waalsche knechten, het beeldstormen gewoon, zegt Velius, smeten tegen den
wil van hunne kapiteins de beelden, de altaren, de geschilderde ramen en
alles wat er van kerkelijke sieraden in de kloosters gevonden werd, aan
stukken. Jan Lubbertsz. uit Hoorn begaf zich met vier medeplichtigen naar
klooster Bethlehem, stak banken, tafels en ander houtwerk in brand, niet
zonder gevaar voor het gebouw, en maakte met de krijgsknechten van Brederode
in het klooster goede sier. In 1568 deed Dirk Maertsz. Van Schagen met 28
man een aanval op het klooster Nieuwlicht, doch de landlieden van Blokker en
de schutters van Hoorn kwamen de monniken te hulp. In 1573 werd het klooster
afgebroken met toestemming van den Prins van Oranje, uit vrees dat de
Spanjaarden het als eene sterkte zouden gebruiken.
Onze Lieve Vrouwe ten Nieuwlicht
Toen de stad Hoorn in 1974 als groeikern in Noord-Holland werd aangewezen, begon de gemeente ijverig aan de realisering van zo’n duizend woningen per jaar. Nadat Hoorn in 1979 Zwaag en een deel van Blokker opslokte, kwam ook daar woningbouw ter sprake. Tijdens een vergadering over de realisatie van de Nieuwe Steen herinnerde de heer Jaap Groot zich eens iets gelezen te hebben over een klooster dat in de buurt van de Koewijzend had gestaan. Bij onderzoek bleek er weinig materiaal over dit klooster te bestaan; alleen in een oude bundel van het Historisch Genootschap verhaalde de heer Komen over eerder gedane opgravingen naar dit klooster.
Bij de gemeente Blokker had men een kaart met een plattegrond van het klooster en situatieschetsen van waar het klooster ongeveer had gestaan. De naam van het klooster was ook bekend: Onze Lieve Vrouwe ten Nieuwlicht.
1932
In 1932 was de heer Komen (architect te Blokker) opzichter bij de gemeente.
Hij kreeg de opdracht van burgemeesters Oostveen van Blokker en Dibbits van
Zwaag drie betonnen brughoofden te ontwerpen. Een bij het Unjerpad,
een bij de Bangert en een bij de Koewijzend. Gelijktijdig moest de
Koewijzend aan de noordzijde van de weg verbreed worden. De heer Komen
wist dat aan de Koewijzend een klooster had gestaan. Tijdens de
graafwerkzaamheden stootte hij op een deel van de fundering dat nog niet op
de tekening was aangegeven.
Op 12 december werd - in het kader van de werkverschaffing – opdracht
gegeven de sloot ‘de Nieuwe Wijzend’ uit te diepen, omdat de heer Komen
vermoedde dat hier wel eens een brug naar het klooster gelegen kon hebben.
En inderdaad vond hij twee taludafschuiningen en het fundament van het
tweede, nog niet ingetekende, brughoofd.
De volgende dag kwamen er nog 25 eikenhouten palen bloot te liggen;
waarschijnlijk gebruikt om – na het afbreken van de brug – de grond tussen
de landhoofden tegen te houden.
Bij het afvlakken van het land werden o.a. nog verscheidene stenen, scherven
van potjes, twee geraamten en twee muurduimen gevonden.
Aan de hand van de gevonden muurduimen kon men opmaken dat men in het
klooster geen kozijnen in de muren had, maar gebruik maakte van
muursponningen. De gevonden voorwerpen zijn naar het West-Fries museum
overgebracht. De heer Komen betreurde het dat er verder geen opgravingen
naar dit klooster werden gedaan en sprak de wens uit dat er een commissie
benoemd zou worden om verder onderzoek naar het klooster te doen. Helaas,
zover is het nooit gekomen.
Op het kloosterland, dat bij velen bekend stond als het ‘hobbeldebobbelland’,
werd de opgraving weer dichtgegooid en het klooster raakte in de
vergetelheid.
Geschiedenis klooster Nieuwlicht
In de kroniek van Velius lezen we dat in het jaar 1388, in de banne
Westerblokker, op het land van Meynard Eupesz, die de grond hiervoor ten
geschenke gaf, een klooster werd gebouwd: het Onze Lieve Vrouwe ten
Nieuwlicht.
Het klooster werd gesticht op voorspraak van twee leerlingen van Geert de
Groote, de priesters Gerard van Hoorn en Paulus van Medemblik.
Het klooster werd in de loop van haar bestaan met rijke schenkingen bedeeld,
waardoor het onder een van de aanzienlijkste stichtingen in Nederland
gerekend mocht worden. Het Nieuwlicht behoorde tot een van de vier kloosters
die zich bij het algemeen kapittel van Windsheim hadden aangesloten.
In 1502 ondertekent pastoor Andries Claes, die toen 30 jaar oud was, een
koopbrief waarbij Katheryn Dircks Dochter en Alyt Dircks Dochter, zusteren
van Amsterdam, bekennen verkocht te hebben een stuk land aan de Regulieren
van O.L.Vr. ten Nieuwlicht in Westerblokker. “Ende om meeren sekerheit,
soe heb ic heer Andreas Claesz., Pastoer van Westerblocwer, mijn segel mede
an desen brief gehangen.”
Ligging
Het klooster lag op een afstand van ongeveer 20 minuten gaans van Hoorn in
de ban of het rechtsgebied van Westerblokker. Zowel de mondelinge
overlevering als de stenen overblijfselen in den grond wijzen met
onbetwistbare zekerheid de plaatsen aan, waar het klooster eens zijne muren,
poorten en toeren verhief.
Velius zegt dat het klooster lag ‘buyten steed van Hoorn in de banne
Westerblokker’.
Pastoor J. Hampzink bepaalt de ligging nog juister: ‘Het klooster lag
langs een voetpad, dat van Westerblokker naar Zwaag loopt. Dit voetpad,
waartoe nu slechts een plank over de sloot toegang verleent, ligt op het
grasland genaamd het Kloosterpad, welk lang en smal land men moet afloopen,
voor dat men op de breede weide komt, genaamd het Hooge Klooster, waar het
convent der Regulieren heeft gestaan.
Het voetpad nu begint aan den straatweg van Westerblokker naar Enkhuizen bij
het zevende huis voorbij uitspanning de Nadorst en eindigt in Zwaag vlak
tegenover het gemeentehuis.
Voor het klooster, ofschoon op eenigen afstand, lag de groote rijweg naar
Enkhuizen en achter het klooster ligt nu ‘De Wijzend’, een vaart met een
jaagpad, de waterweg tusschen beide steden.’
Plattegrond
In 1834 werd door de architect Genius uit Hoorn geprobeerd een plattegrond
te maken van het voormalige klooster. Waarop deze plattegrond is gebaseerd
wordt echter nergens vermeld. In 1934 werd deze tekening aangevuld met de
bevindingen van de heer Komen. Hij tekende er de door hem gevonden ingang
in.